
Eline Hoogmartens in Veto, 05/10/2014, door
Vlaamse aula's blijven gevuld met kinderen van hoogopgeleiden. Dat besluit het nieuwe rapport "Education at a glance 2014" van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Maar liefst twee derde van de studenten heeft minstens één hoogopgeleide ouder. Ter vergelijking: slechts 5,75 procent van de studenten uit laagopgeleide gezinnen vat een studie hoger onderwijs aan, terwijl zij 18 procent van de bevolking vertegenwoordigen.
De kans op deelname aan het hoger onderwijs is zes keer groter bij studenten met hooggeschoolde ouders. Beweren dat ouders door hun opleiding het onderwijsniveau van hun kinderen bepalen, is al te voorbarig, maar een invloed is er ongetwijfeld. Dat is in tegenspraak met de vooropgestelde democratisering, schijnbaar weerspiegeld door de stijgende inschrijvingscijfers van het Vlaamse hoger onderwijs.
DEMOCRATISERING?
In welke mate spreken we nog van democratisering van het onderwijs? “De vraag is natuurlijk of we kunnen spreken van democratisering,” stipt socioloog Orhan Agirdag (Universiteit Amsterdam) aan. “Misschien is massificatie een betere term, de instroom vanuit de verschillende bevolkingslagen is in elk geval niet gelijk.” Volgens Rik Torfs, rector van de KU Leuven, hoeven universitaire diploma's niet gelijk te worden verdeeld over de verschillende sociale klassen, maar er mogen geen barrières zijn voor wie het hoger onderwijs intellectueel aan kan.
STIJGEND INSCHRIJVINGSGELD
In Scandinavische landen is de sociale ongelijkheid in het hoger onderwijs bijna vier keer minder groot dan in Vlaanderen. Studenten betalen er dan ook nauwelijks of geen inschrijvingsgeld en de studietoelagen zijn beduidend hoger.
Toch stelt Agirdag dat de impact van het stijgende inschrijvingsgeld eerder gering is in proportie met de reële kost van studeren aan het hoger onderwijs. “Sociale ongelijkheid heeft niet enkel met financiële aspecten te maken, ook de structuren van lager en secundair onderwijs zijn bepalend. In Vlaanderen leidt beroepsonderwijs zelden tot hoger onderwijs; wij kennen ook geen uitgebreide vorm van hoger onderwijs zoals in Nederland bijvoorbeeld.” Agirdag verklaart de gunstige positie van Scandinavië door haar onderwijsstructuur en latere selectie in het middelbaar onderwijs.
BETERE SAMENWERKING MET SECUNDAIR ONDERWIJS
Wat kunnen we dan concreet doen om het onderwijs te democratiseren? Agirdag mikt op een betere kwalitatieve begeleiding tijdens de eerste jaren hoger onderwijs, want “één prof voor 600 studenten is pedagogisch onverantwoord.” Toch kijkt hij vooral richting secundair onderwijs: “Verwijs kinderen van laaggeschoolde gezinnen niet meteen naar richtingen die niet gericht zijn op een studie in het hoger onderwijs.” Ook Torfs is voorstander van een betere samenwerking met het secundair onderwijs om minder jongeren te verliezen vanwege sociale en financiële redenen. “Via een schakelprogramma een universitaire opleiding aanvatten blijft natuurlijk ook een optie,” besluit hij.
Vlaamse aula's blijven gevuld met kinderen van hoogopgeleiden. Dat besluit het nieuwe rapport "Education at a glance 2014" van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Maar liefst twee derde van de studenten heeft minstens één hoogopgeleide ouder. Ter vergelijking: slechts 5,75 procent van de studenten uit laagopgeleide gezinnen vat een studie hoger onderwijs aan, terwijl zij 18 procent van de bevolking vertegenwoordigen.
De kans op deelname aan het hoger onderwijs is zes keer groter bij studenten met hooggeschoolde ouders. Beweren dat ouders door hun opleiding het onderwijsniveau van hun kinderen bepalen, is al te voorbarig, maar een invloed is er ongetwijfeld. Dat is in tegenspraak met de vooropgestelde democratisering, schijnbaar weerspiegeld door de stijgende inschrijvingscijfers van het Vlaamse hoger onderwijs.
DEMOCRATISERING?
In welke mate spreken we nog van democratisering van het onderwijs? “De vraag is natuurlijk of we kunnen spreken van democratisering,” stipt socioloog Orhan Agirdag (Universiteit Amsterdam) aan. “Misschien is massificatie een betere term, de instroom vanuit de verschillende bevolkingslagen is in elk geval niet gelijk.” Volgens Rik Torfs, rector van de KU Leuven, hoeven universitaire diploma's niet gelijk te worden verdeeld over de verschillende sociale klassen, maar er mogen geen barrières zijn voor wie het hoger onderwijs intellectueel aan kan.
STIJGEND INSCHRIJVINGSGELD
In Scandinavische landen is de sociale ongelijkheid in het hoger onderwijs bijna vier keer minder groot dan in Vlaanderen. Studenten betalen er dan ook nauwelijks of geen inschrijvingsgeld en de studietoelagen zijn beduidend hoger.
Toch stelt Agirdag dat de impact van het stijgende inschrijvingsgeld eerder gering is in proportie met de reële kost van studeren aan het hoger onderwijs. “Sociale ongelijkheid heeft niet enkel met financiële aspecten te maken, ook de structuren van lager en secundair onderwijs zijn bepalend. In Vlaanderen leidt beroepsonderwijs zelden tot hoger onderwijs; wij kennen ook geen uitgebreide vorm van hoger onderwijs zoals in Nederland bijvoorbeeld.” Agirdag verklaart de gunstige positie van Scandinavië door haar onderwijsstructuur en latere selectie in het middelbaar onderwijs.
BETERE SAMENWERKING MET SECUNDAIR ONDERWIJS
Wat kunnen we dan concreet doen om het onderwijs te democratiseren? Agirdag mikt op een betere kwalitatieve begeleiding tijdens de eerste jaren hoger onderwijs, want “één prof voor 600 studenten is pedagogisch onverantwoord.” Toch kijkt hij vooral richting secundair onderwijs: “Verwijs kinderen van laaggeschoolde gezinnen niet meteen naar richtingen die niet gericht zijn op een studie in het hoger onderwijs.” Ook Torfs is voorstander van een betere samenwerking met het secundair onderwijs om minder jongeren te verliezen vanwege sociale en financiële redenen. “Via een schakelprogramma een universitaire opleiding aanvatten blijft natuurlijk ook een optie,” besluit hij.